60 ans de Benelux, un regard tourné vers l’avenir

60 ans de Benelux, un regard tourné vers l’avenir

Présentation à l’occasion de la réunion du Centre universitaire Benelux

Voorzitter, mij is gevraagd vandaag iets te vertellen over 60 jaar Benelux. Nou, dat ga ik niet doen. Het is een van de oudste politieke trucks. Je zegt dat je iets gaat doen, je wordt uitgenodigd dat te doen en vervolgens …. doe je het niet. Je doet iets heel anders. Ik ga vandaag dus niet iets vertellen over 60 jaar Benelux.

Niet vanwege het feit dat de Benelux helemaal geen 60 jaar bestaat. Immers, reeds in 1943 werd een monetaire overeenkomst gesloten. Hierin werd het naoorlogse betalingsverkeer tussen de drie landen geregeld, werd een peg ingesteld voor de wisselkoersen van de franc en de gulden en werden afspraken gemaakt over de toekomstige economische betrekkingen.

En ook niet zozeer, omdat reeds in 1944 de samenwerking daadwerkelijk substantieel werd door de oprichting van een douane-unie. Onderling werden er geen handelsbelemmeringen meer toegestaan en voor handel buiten de Benelux zouden dezelfde importtarieven gelden. Een waarlijke voorloper van de latere Europese Gemeenschap en Europese Unie.

Nee, zelfs niet vanuit de constatering dat het Beneluxparlement, de interparlementaire raadgevende assemblee waarvan ik thans de voorzitter mag zijn, reeds sinds 1955 bestaat en aldus dit jaar, op de kop af, zijn 63e verjaardag viert. En dus vooruitloopt op het verdrag van de Benelux Economische Unie, sinds 2010 herdoopt in het verdrag van de Benelux Unie.

Dat ga ik dus allemaal niet doen.

Evenmin omdat ik ook maar enige behoefte heb om hier vandaag de zegeningen van de Benelux samenwerking te tellen. U zult mij dus niet horen over de politiesamenwerking tussen de drie landen. Over het dit jaar te voltooien veiligheidsverdrag, waarin ook de samenwerking tussen de veiligheidsdiensten en de justitiële ketens op een ongekend hoog niveau wordt getild. Over de gemeenschappelijke admiraliteit voor de marine, de gezamenlijke inkoop van materieel, de joint training programmes. Niets daarover. En dat geldt evenzeer voor de Benelux railagenda, de initiatieven ons de tarifering en ticketing voor het openbaar vervoer gelijk te trekken en de reizigersinformatie ook over de grenzen heen te borgen. En de afgeschafte roamingtarieven voor telefonie en dataverkeer. En de digitale vrachtbrieven. Het grensoverschrijdend ambulancevervoer. De gezamenlijke aanpak van BTW-fraude. Mij zult u daar vandaag niet over horen. Zelfs niet over de wederzijdse erkenning van diploma’s in het hoger onderwijs. Al moet ik bekennen dat mij dit zwaar valt. Ik heb het elke dag over de wederzijdse erkenning van diploma’s en beroepskwalificaties. Maar vandaag zwijg ik daarover.

Nu hoor ik u denken, waarom doet die man dat. Of preciezer: waarom doet hij dat niet? Als er zoveel moois te vertellen is over 60 jaar Benelux samenwerking, waarom laven we ons daar dan niet aan?

Welnu, geachte voorzitter, beste vrienden van de Benelux, juist omdat ik naar mijn publiek kijk. Betrokkenen bij het Benelux Universitair Centrum, dat borg staat voor het opleiden van professionals in de Benelux, dat vanuit een academische, kritische houding de samenwerking tussen België, Nederland en Luxemburg bevordert. U mag – ook van mij als voorzitter van het Beneluxparlement – vandaag een kritische reflectie verwachten. En zo mogelijk een kritische dialoog – tijdens deze academische zitting, straks bij de borrel of op ieder ander moment dat het u uitkomt. En daar heb ik nog precies 5 minuten de tijd voor.

Voorzitter, wanneer de Benelux ook de komende jaren van toegevoegde waarde wil zijn, dan vergt dat mijns inziens dat nagenoeg alle betrokken partijen zich op de effectiviteit van het eigen handelen hebben te bezinnen. Dat is niet zozeer bedoeld als kritiek, maar als een oproep. Ik loop een aantal sleutelpartijen kort met u langs.

Het Benelux-verdrag waarvan wij vandaag de 60e verjaardag vieren, wordt de facto bewaakt door het comité van ministers van buitenlandse zaken. Zij voeren, zogezegd, als uitvoerende macht de politieke regie op het samenwerkingsverband. De afgelopen jaren hebben wij kunnen constateren dat dit tot een sterk verbeterde meerjarenplanning en hier van afgeleide jaaragenda’s heeft geleid en dat is een groot compliment. En toch, voorzitter, toch is dit slechts een schim van wat het zou kunnen zijn, wanneer alle ministers van de Benelux-landen zich hard zouden maken voor een ambitieuze werkagenda voor het eigen beleidsterrein. Een Benelux veiligheidsagenda. Een Benelux fiscale agenda. Een Benelux energie-agenda. Een Benelux onderwijsagenda. Een Benelux railagenda. Een Benelux gezondheidsagenda. En zo voorts. Die agenda’s worden idealiter jaarlijks vastgesteld en over de uitvoering daarvan wordt jaarlijks verantwoording afgelegd, bij voorkeur in gezamenlijkheid. Dit is geen utopie. De Nordic Council werkt al jaren zo – zeer efficiënt en zeer effectief. En die gezamenlijke bijeenkomst, eens per jaar in een van de Noordse lidstaten, is ook daadwerkelijk een hoogtepunt, het feest van hun samenwerking.

 

Dit alles vergt een geoliede uitvoeringsorganisatie. Ik heb het secretariaat-generaal, als centrale spil van de Benelux-Unie, de afgelopen jaren zien professionaliseren en hun activiteiten meer zichtbaar zien maken. En die urgentie was er ook. Wat ik echter ook zie is een zekere terughoudendheid in opereren. Te vaak hoor ik uit de burelen van het secretariaat-generaal waar het zich niet mee bezig mag houden. Niet met de IJzeren Rijn omdat dit zo gevoelig ligt. Niet met cultuur, omdat het verdrag daar geen melding van maakt. Niet met de Brexit, omdat dit iets voor de EU zou zijn. Een wat meer zelfverzekerd secretariaat-generaal zou wat mij betreft welkom zijn. Maar echt interessant zou het zijn wanneer er van de genoemde Benelux werkagenda’s van de vakministers van de drie Benelux-landen ook een mandaat uit zou gaan aan het secretariaat-generaal. Namelijk om het ambtelijk daadwerkelijk te regelen, niet als oliemannetje, maar als regisseur. En ja, dat gaat alleen wanneer men op politiek niveau de nek durft uit te steken dat zaken echt geregeld gaan worden. Zonder ambitie geen zinvolle doelen, zonder doelen geen opdracht, en als je niets zegt hoef je je weliswaar niet te verantwoorden, maar zal er ook maar weinig gebeuren.

Voorzitter, ook mijn eigen Beneluxparlement heeft de afgelopen jaren een belangrijke ontwikkeling doorgemaakt. De toetsende, controlerende rol ten aanzien van de werkagenda van de Unie is versterkt. De eigen agenda is veel meer gefocust geraakt, onder het motto dat we beter een beperkt aantal zaken goed kunnen doen dan het met elkaar over de hele wereld te hebben. De voorbereidingen in vak-commissies zijn sterk verbeterd. Tijdens de drie plenaire zittingen per jaar wordt inmiddels standaard de vrijdag besteed aan een centraal thema en de zaterdag aan de voorbereide aanbevelingen en de actualiteit. Zo spreken wij volgende week vrijdag wel degelijk over de Brexit, juist vanuit het perspectief van de Benelux.

De samenwerking met de Nordic Counsel, ik noemde haar reeds, en de Baltic Assembly is zeer hecht geworden – en dat is nodig in een regionaliserend Europa met een dominante Frans-Duitse as. Maar ook het Beneluxparlement doet zichzelf nog tekort. Een belangrijke ontbrekende schakel is de verbinding met de nationale parlementen. Zeker, de leden van het Beneluxparlement zijn in eigen land eveneens parlementariër, dat is het probleem niet. Maar ik constateer in de praktijk dat de Benelux werkagenda onvoldoende in de nationale parlementen bekend is en – daarmee – onvoldoende gedragen is. Het is dan ook zaak de politieke sturing op de Benelux samenwerking te versterken, niet zozeer door hiertoe het mandaat van het Beneluxparlement te vergroten, maar door de ministers ook in de nationale parlementen aan te spreken op de ambities en resultaten van de Benelux werkagenda.

We doen dit alles niet voor onszelf, maar voor onze burgers en onze bedrijven. En ja, ook van hen mag, nee moet meer worden gevraagd. De bedrijven heb ik de afgelopen jaren een enorme stap zien maken binnen de Benelux Business Roundtable, de BBR. Het belang daarvan is niet te onderschatten. De Benelux is de 4e economie van de Eurozone en de drie landen behoren tot de meest open handelsnaties ter wereld. Juist vanuit die kracht is het noodzakelijk iedere keer weer verder te kijken. Wat kunnen we samen doen, waar doen zich obstakels voor die grensoverschrijdend verkeer en innovaties bemoeilijken of zelfs verhinderen. Als we kijken naar bijvoorbeeld de transportsector, dan mag worden geconstateerd dat hier de wisselwerking tussen het bedrijfsleven en de Benelux Unie ongekend succesvol is. Toch wil ik vandaag ook een oproep aan het georganiseerde bedrijfsleven in de Benelux doen. En dat is om vooral heel expliciet te zijn over wat nodig is voor de next step. Wat moeten de overheden binnen de Benelux voor hen regelen en wat zien die overheden en de burgers in de Benelux daar vervolgens van terug? Een belangrijk voorbeeld is de energietransitie en het daaraan verbonden ideaal om de Benelux tot energy hub te ontwikkelen. Volledige integratie van netwerken, opslagfaciliteiten en institutionele kaders voor gas, voor elektriciteit, voor waterstof. Dat zou fantastisch zijn. Maar wat is daar nu precies voor nodig, en wie gaat wat doen? Er is al veel meer dan we denken. Maar over de missing links is het soms angstvallig stil. Daar zal het bedrijfsleven veel explicieter over moeten zijn. Als u dit voor ons regelt, overheid, dan kunt u dít van ons verwachten.

En ja, voorzitter, zelfs de burger in de Benelux is onderdeel van mijn wensenlijst, of verbeteragenda, zo u wilt. En ik sluit daar ook graag mee af. Want succesvolle samenwerking doe je niet over de hoofden van burgers heen, maar moet juist geschraagd worden door burgerinitiatieven, door het zo belangrijke maatschappelijke middenveld, waar ook ons Benelux Universitair Centrum zo’n prachtig voorbeeld van is. Geef die burgers de ruimte om over de grenzen van de drie landen optimaal te kunnen wonen, reizen, studeren, werken en recreëren. En vraag van hen kennis van en betrokkenheid bij de Benelux. Want burger ben je van je eigen dorp en stad, van je eigen streek en land. En burger ben je ook van de Benelux. Ik voel dat iedere dag, tot diep in mijn vezels. En als ik zo om mij heen kijk, weet ik dat ik mij in goed gezelschap bevind. Ik dank u daarvoor. En voor de Benelux? Op naar de 100!

André Postema, président du Parlement Benelux, de 8 juin 2018